Door: Maartje Bekker en René de Jong
Allereerst wordt het basisbestanddeel van chips (de transistor) steeds kleiner. De compressie gaat inmiddels zo snel dat het aantal transistors in de geproduceerde chips iedere twee jaar verdubbelt. Het gevolg van deze ‘Wet van Moore’ is simpelweg dat computers in duizelingwekkend tempo sneller, krachtiger en betaalbaarder worden. De exponentiële groei van rekenkracht en opslagruimte maakt talloze nieuwe toepassingen mogelijk. Van laptops en smartphones tot sociale media en 3D-printers (Kool, van Est, 2015).
Ook zien we dat de verschillende vakgebieden en technologieën naar elkaar toegroeien. Dit maakt nieuwe toepassingen mogelijk. Het internet is hier een goed voorbeeld van: ontstaan door samenvoeging van Informatie, Communicatie en Technologie. In de huidige ‘digitale revolutie’ zien we mechanica, elektronica en intelligence samenkomen. Tot de verbeelding spreekt de vervlechting van de fysieke en de onlinewereld. Met de opkomst van het Internet of Things (IoT) wordt de grens tussen de fysieke en de onlinewereld steeds diffuser: de wereld als één groot communicatiesysteem. Ook de vervlechting van verschillende takken van wetenschap (nanotechnologie, biotechnologie en cognitieve wetenschappen) maakt nieuwe toepassingen mogelijk. Denk hier bijvoorbeeld aan genetische modificatie, maar ook aan bijvoorbeeld de zorgrobot met kenmerken van een mens (Kool, van Est, 2015).
De derde grote ontwikkeling die de informatierevolutie kenmerkt is hyperconnectiviteit. Mensen, computers en producten staan steeds sterker met elkaar in verbinding (IoT). Deze smart products hebben bovendien de capaciteit om ‘zelf’ te handelen. Zo houdt jouw slimme meter je energieverbruik in de gaten en deelt je smart watch jouw prestaties met andere sporters. De connectiviteit tussen mens, computer en producten groeit in die mate dat we inmiddels kunnen spreken van ‘the Internet of Robotic Things’ (Asada et al., 2009).
De samenkomst van compressie, convergentie en hyperconnectiviteit zorgt voor een piek in de technologische ontwikkeling, die Brynjolfsson (2014) omschrijft als het ontstaan van het tweede machinetijdperk. Waar de machines tijdens de industriële revolutie spierkracht leverden, levert ICT rekenkracht en met de komst van Artificial Intelligence (AI) komt daar denkkracht (intelligence) en zelflerend vermogen bij. Nieuwe concepten als smart cities en smart mobility worden geboren. Dit heeft gevolgen voor onze samenleving die een disruptief effect kunnen hebben op de manier waarop we met elkaar samenleven.
ICT heeft ervoor gezorgd dat de moderne samenleving is georganiseerd rond nieuwe vormen van tijd en ruimte. Met de huidige communicatiemiddelen zijn tijd en plaats van handeling geen beperkende factoren meer. Het effect van een handeling kan op grote afstand plaatsvinden, waardoor territorium van minder belang is dan voorheen (Lips, Bekkers en Zuurmond, 2005: 569). Hetzelfde geldt voor tijd: De oorspronkelijk noodzakelijke opeenvolging van dingen is door de opkomst van ICT lang niet meer altijd nodig. Zo ontstaat een nieuw concept, dat Castells aanduidt als ‘timeless time’. (Castells, 1997: 145-148).
Het deels wegvallen van tijd en plaats maakte het mogelijk dat meer mensen wereldwijd toegang hebben tot informatie, deze kunnen beheren en kunnen uploaden (Friedman, 2005). Ook is de aarde ‘plat’ geworden: overheden, organisaties en mensen staan real time met elkaar in verbinding en veel structuren, processen en uitdagingen laten zich niet meer vangen binnen grenzen van landen. ICT is een katalysator in de globalisering!
Mensen bewegen zich steeds meer in verschillende netwerken en producten en diensten worden steeds meer aangeboden op internetplatforms. Zelfproductie en -organisatie speelt een steeds belangrijkere rol. Goodwin (2015) omschrijft het als volgt: “Uber, the world’s largest taxi company, owns no vehicles.
Facebook, the world’s most popular media owner, creates no content. Alibaba, the most valuable retailer, has no inventory. And Airbnb, the world’s largest accommodation provider, owns no real estate. Something interesting is happening”. Online platforms stellen burgers in staat zich met elkaar te verbinden en nieuwe gemeenschappen te vormen. Zo geven zij de maatschappelijke en democratische ordening opnieuw vorm. Zonder tussenkomst van traditionele instituties kunnen producten en diensten worden uitgewisseld. Kortom: minder overhead en minder overheid in de digitale deeleconomie (Van Dijk, Poell en De Waal, 2016). Van verticaal naar horizontaal.
Horizontalisering is het platter en gelijkwaardiger worden van de samenleving. Informatie is breed beschikbaar en de mogelijkheden voor ‘de gewone man’ om zich te organiseren zijn sterk toegenomen. De positie van de burger en consument is hierdoor veranderd: onze informatieachterstand neemt af en we zijn in staat om buiten formele structuren om, informatie uit te wisselen. De rol van klanten en gebruikers verschuift naar die van ‘prosumenten’: we zijn tegelijkertijd consument én producent.
Bovenstaande ontwikkelingen roepen de vraag op hoe de van oudsher ‘publieke’ belangen als toegankelijkheid, privacy en autonomie in deze netwerksamenleving kunnen worden geborgd (Van Dijk, Poell en De Waal, 2016).
Technologie neemt ons werk uit handen, maakt beslissingen voor ons, sorteert voor (politieke voorkeuren, koopbeslissingen, nieuwsberichten). Door slimme sturing (nudging) worden we tot goed gedrag bewogen: (een gezonde leefstijl, verstandig financieel plannen, energiezuinig leven). Technologie houdt een belofte in dat al deze keuzes sneller, beter, efficiënter en met meer precisie genomen kunnen worden. De mens heeft altijd technologie gebruikt om zijn doelen te bereiken, het handelen te versterken en om controle te krijgen over zijn omgeving. De mens heeft de perfecte middelen in huis om zich vrij te maken van zijn driften en emoties, maar ook om zich vrij te vechten uit zijn maatschappelijke positie of vrij te maken van de gevestigde orde.
Het principe van autonomie – in de zin van zelfbeschikking of zelfbepaling – stamt uit het verlichtingsideaal (de mens is van nature goed, autonoom en onafhankelijk). Interessanter is het principe dat filosoof Isaiah Berlin aanhangt: hij spreekt over positieve en negatieve vrijheid. Negatieve vrijheid gaat over het vrij zijn van beperkingen en regels: hoe meer je mag hoe groter je vrijheid. Positieve vrijheid gaat over dat wat je aan vaardigheden en hulpmiddelen nodig hebt om echt vrije keuzes te maken. Omwille van die vrijheid zijn soms slimme ingrepen nodig. Zo levert het instellen van een maximumsnelheid een veiligere omgeving op, waar mensen zich vrijer in kunnen bewegen.
Autonomie kan ook beschouwd worden als maatschappelijke vrijheid: het recht op informatie en de mogelijkheid om er afstand van te doen. Dit is bedoeld als een instrument om de vrijheid van het individu, bij het maken van keuzen en het nemen van beslissingen, te garanderen. Het recht op informatie is geregeld in artikel 33 en 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Vanaf 25 mei wordt de AVG van kracht, nieuw in de AVG is het recht op vergetelheid. Een verregaande gedigitaliseerde en gedataficeerde maatschappij heeft invloed op onze autonomie.
“De groeiende mogelijkheden die de digitalisering en
technologie bieden, zorgen voor een continue
spanningsveld in de samenleving: de vraag naar data
is groot, maar de voordelen voor de burger zijn niet zichtbaar.”
Het internet heeft ervoor gezorgd dat informatie toegankelijk is voor iedereen met verbinding. Inmiddels hebben 4 van de 7,6 miljard mensen op aarde toegang tot het internet. De eerdergenoemde ‘wet van Moore’ zorgt ervoor dat steeds meer informatie beschikbaar is. Een schat aan informatie ligt aan de voeten van iedereen met een smartphone of computer. Ongeacht plaats en tijd kan de huidige burger zich te informeren over ieder denkbaar onderwerp, kan zich op basis van informatie een mening vormen en zich uiten op elk moment, voor elk publiek.
Technologie maakt het makkelijker om ons te verenigen en te laten horen. Denk aan de miljoenen views die high school student Emma Gonzalez op YouTube kreeg met haar ‘We call BS’-speech over wapenwetgeving of aan #MeToo. Dit doen wij zonder tussenkomst van traditionele instituties en media. Burgers worden steeds activistischer bij het behartigen van hun belangen en met behulp van sociale media kan er behoorlijk veel druk worden uitgeoefend worden op traditionele instituties.
Ondanks dat technologie een enorme schat aan informatie heeft blootgelegd, heeft een groot deel van de burgers geen idee welke informatie beschikbaar is, hoe je hieraan kunt komen en hoe je dit op waarde en waarheid moet schatten. Tevens zijn waardevolle data – zoals verzameld door het bedrijfsleven en de overheid – slechts beperkt beschikbaar voor de burger. Juridisch gezien zijn persoonsgegevens eigendom van de persoon op wie ze betrekking, en met de invoering van de AVG krijgen burgers meer rechten en middelen om zich te beschermen. In de praktijk is er nog weinig transparantie, blijkt dat het opvragen van gegevens moeilijk verloopt, maar ook dat burgers geen idee hebben welke data over hen bekend zijn en wat de overheid hiermee doet.
Dit brengt ons op het volgende gevaar, de informatiebubbel ofwel digitale verzuiling. Ondanks dat de grote Tech-bedrijven op basis van data onze mening sturen, maken wij onszelf ook schuldig aan cirkelvorming. Wie alleen gelijkgestemden volgt op sociale media hoort nooit een tegengeluid. We klonteren samen in steeds kleinere delen. Alleen tussen gelijkgestemden vindt men nog een geruststellende begrenzing van de eigen identiteit. Mensen trekken nadrukkelijk persoonlijke cirkels van vertrouwen. De gezamenlijkheid weten we niet goed meer te vinden en te benoemen (TrendRede, 2018).
Op allerlei vlakken groeit het verschil tussen groepen. De cirkelvorming en de groeiende verschillen leiden tot polarisatie. Studies tonen dat mensen die nooit uit hun informatiebubbel komen, extremere ideeën ontwikkelen en minder tolerantie kunnen opbrengen voor afwijkende meningen (Kist en Nieber). We spelen een gevaarlijk spel. Je mening geven lijkt tegenwoordig zonder consequenties want het internet biedt (schijn)veiligheid en anonimiteit. Maar online acties hebben wel degelijk effect: ‘het volk’ speelt regelmatig voor eigen rechter. Getuige de #MeToo beweging die (machts)misbruik heeft blootgelegd, maar ook (onschuldige) mannen aan de schandpaal nagelt.
De overheid gebruikt verschillende technieken (Big data, data mining, Systeem Risico Indicatie, ofwel SyRI) om (risico)profielen op te stellen en op deze manier het gedrag van mensen te voorspellen en te sturen. Voor burgers is het onmogelijk te achterhalen hoe zo’n profiel tot stand is gekomen. Vaak worden gevoelige gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze zijn verzameld, zonder enige vorm van onafhankelijk toezicht.
De valkuil is dat als je maar genoeg gegevens analyseert je altijd wel een statistische correlatie vindt. Dit kan leiden tot het leggen van oorzakelijke verbanden die er niet zijn. In het geval van risico profiling door SyRI (Systeem Risico Indicatie) wordt de bewijslast omgedraaid en ben je als burger bij voorbaat verdacht. Verschillende organisaties voeren een rechtszaak tegen SyRI en een publiekscampagne over de risicoprofilering van onverdachte burgers door de Nederlandse overheid. SyRI koppelt alle persoonsgegevens die burgers met de overheid delen en bepaalt op basis van een geheim algoritme of iemand belandt in een Register Risicomeldingen. Dit vindt plaats zonder dat de burger in kwestie hierover wordt geïnformeerd (Missie).
Burgers kunnen ook niet zien dat ze op een bepaalde manier worden beïnvloed en met welk doel. Er ontstaat een onzichtbare vorm van manipulatie. Er worden beslissingen over/voor iemand genomen op basis van algoritmes en variabelen. De informatiemacht van de overheid wordt op ondoorzichtige wijze uitgebreid en de vertrouwensrelatie tussen overheid en burgers wordt ondermijnd. Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensen rechten (NJCM) en het Platform Bescherming Burgerrechten dat door big data-analyse, zoals risicoprofilering zoals die in SyRI plaatsvindt, fundamentele democratische waarden worden aangetast waaronder de onschuldpresumptie en het non-discriminatiebeginsel (Martijn en Tokemitz).
“In ruil voor een gratis service verzamelen bedrijven
allerlei data, bijvoorbeeld via cookies, social media
en het monitoren van zoekgedrag. Zo creëren deze
bedrijven waarde, maar niet voor de consument.”
Al met al zien we dat ‘de vierde industriële revolutie’ veel impact heeft op de manier waarop ons leven georganiseerd is. De stormachtige ontwikkelingen op het gebied van ICT leveren kansen op, maar ook bedreigingen. De vraag is nu hoe we de digitale samenleving vormgeven. Hoe borgen we onze autonomie? Wat verwachten we van de overheid in het bewaken van publieke belangen als toegankelijkheid, privacy en autonomie? Welke rol spelen grote Tech bedrijven als Facebook en Google? En wat kunnen we zelf doen?
Op 31 mei aanstaande organiseren de Public Leadership Foundation en BECIS een Public Leadership Challenge rond dit vraagstuk. Deelnemers met verschillende achtergronden adviseren belanghebbenden uit overheid en bedrijfsleven over de vraag: Welk leiderschap is nodig om de autonomie van de burger in de digitale samenleving te waarborgen?
Meepraten? Dat kan! Meld je aan voor de Public Leadership Challenge en maak het verschil op 31 mei!